Toen ik net uit de kast was, zei een vriendin tegen mij: “Het leek wel alsof je toestemming zocht bij de kerk om te mogen voelen wat je voelde.” Ze sloeg de spijker op de kop. Ik heb me eindeloos druk gemaakt over de kerkorde van de Protestantse Kerk Nederland (PKN) die nog steeds een onderscheid kent tussen het inzegenen van heteroparen en het zegenen van homoparen.
Op een gegeven ogenblik leek het wel alsof ik ruzie aan het zoeken was met iedereen die een meer conservatieve opvatting had over het huwelijk. Eindeloze discussies heb ik gevoerd in de hoop zo veel mogelijk mensen te overtuigen van de noodzaak voor gelijkheid voor holebi’s in de kerk. Ik dacht toen dat ik gewoon een goede bondgenoot was, maar eigenlijk voelde het veel existentiëler dan dat. Psychologisch gezien bleek het toch lastig voor mij om nog een stap verder te zetten en eerlijk mijn eigen geaardheid onder ogen te zien. De starre positie van de kerk voelde voor mij als een groot struikelblok te waar ik me hevig tegen verzette, maar dat uiteindelijk niet van plek verschoof.